Psychomotorische hulp

Dat bewegen belangrijk is voor kinderen wist je vast al, maar wist je dat het ook een relatie heeft met leren? Door te bewegen worden er nieuwe verbindingen gemaakt in je hersenen. Klimmen en klauteren is bijvoorbeeld goed voor je ruimtelijk inzicht en lichaamsbesef. En balspellen verbeteren je oog- handcoördinatie, wat nodig is om goed te schrijven. Psychomotoriek kijkt naar het verband tussen bepaalde leerproblemen (psyche) en het bewegen (motoriek). Wanneer de balans tussen lichaam en hersenen verstoord is kan dit problemen geven op school.
Psychomotoriek kijkt naar het verband tussen leerproblemen en bewegen

Psychomotorisch onderzoek

Mijn psychomotorische hulp start altijd met een onderzoek. Ik kijk bijvoorbeeld of alle ontwikkelingsfases goed zijn doorlopen of ik test de ogen met een bioptor. Wanneer uit het onderzoek een probleem naar voren komt, kunnen we hier aan gaan werken. Dit doen we vooral door veel te bewegen en te werken met spelletjes en ander materiaal zoals een mini trampoline. Ik gebruik daarbij o.a. de bewegingsmethode Into bounce – leren in beweging (een methode van Beeld en Brein). Veel kinderen met leerproblemen hebben ook faalangst ontwikkelt. Daarom kan werken aan faalangst en mindset ook heel nuttig zijn.
 

Thuis oefenen

Wanneer je mijn hulp wilt om te gaan werken aan psychomotoriek dan zie ik je kind één keer in de 2 a 3 weken. Daarnaast geef ik ook oefeningen mee naar huis. Deze moeten een aantal keer per week 5 tot 10 minuten worden gedaan. Het succes van mijn hulp is dus sterk afhankelijk van jullie eigen inzet thuis. Het is daarom belangrijk dat jullie (jij als ouder, maar ook je kind) gemotiveerd zijn om thuis te oefenen.
 

Een overzicht van waar ik aan kan werken tijdens psychomotorische hulp vind je hier onder.

Reflexen zijn automatische bewegingen die je nodig hebt bij je geboorte en vlak daarna (denk aan het zuigreflex om te kunnen drinken.) Deze reflexen moeten na een paar jaar verdwijnen. Gebeurt dat niet dan kunnen ze het leren in de weg zitten. (Lees ook meer onder reflexonderzoek.)

Ruimtelijke oriëntatie houdt in dat je je eigen positie of beweging binnen een ruimte kunt bepalen en omschrijven. Bijvoorbeeld: ‘ik sta naast de kast’.

Voor een goede motoriek en om goed te kunnen bewegen is evenwicht belangrijk. En bij evenwicht hoort ook balans: evenwicht bewaren zonder dat je beweegt. Door veel bewegen en spelen ontwikkel je je evenwichtsgevoel. Een goede balans en evenwicht zorgen ook voor stevig staan. Letterlijk en figuurlijk! Daarom zijn oefeningen voor balans, evenwicht en motoriek onderdeel van mijn hulp.

Schrijfproblemen kunnen verschillende oorzaken hebben, zoals nog actieve reflexen en moeite met fijne motoriek. Lees hier meer over onder het kopje schrijfhulp.

Dit is de informatie die het kind heeft over zijn eigen lichaam: grootte, positie van de ledematen t.o.v. elkaar, uitgevoerde bewegingen, nadoen van houdingen, lichaamsdelen benoemen etc. Lichaamsbesef is heel belangrijk voor het leren van motorische vaardigheden.

Problemen met rekenen en lezen kunnen ook ontstaan wanneer het werkgeheugen zwak is. Om te snappen wat je aan het lezen bent, moet je namelijk onthouden waar je bent in de zin en tegelijk de betekenis van een woord kunnen ophalen uit je geheugen. En voor het uitrekenen van sommen moet je tussenstappen kunnen onthouden. 

Om te kunnen lezen moeten je ogen kunnen bewegen. Hoe ze dit doen, vloeiend of b.v. schokkerig bepaald hoe makkelijk lezen voor je is. Maar er komt nog veel meer kijken bij de motoriek van je ogen. Lees ook meer op de pagina over visuele screening.

Onze hersenen zijn opgebouwd uit twee hersenhelften, met elk zijn eigen functies. Lateralisatie is een fase in de ontwikkeling waarbij de linker of rechter hersenhelft zijn dominantie of specialisatie krijgt. Soms blijft er iets in deze ontwikkeling steken.

Een goede samenwerking van de hersenhelften maakt het makkelijker om prikkels en informatie te verwerken. En daarmee heeft het automatisch effect op het leren.

Werken aan faalangst of mindset is vaak een aanvulling op de psychomotorische hulp.